Meer dan 200 jaar geleden was het al mogelijk om berichten met de snelheid van een vliegtuig door Europa te versturen – draadloos en zonder dat er elektriciteit aan te pas kwam.
E-mail overklast alle andere communicatiesystemen in snelheid. Maar de essentie van de technologie – het over lange afstand versturen van gecodeerde boodschappen – is allesbehalve nieuw. Ze vindt haar oorsprong in het gebruik van rookpluimen, vuursignalen en drums, duizenden jaren voor het begin van onze tijdrekening. En ze vormde de basis van een opmerkelijk maar grotendeels vergeten communicatienetwerk dat de komst van het internet heeft voorbereid: de optische telegraaf.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Op elke toren zat een telegrafist, die door een telescoop naar de toren voor hem in de keten loerde
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Langeafstandscommunicatie was doorheen de
geschiedenis een kwestie van geduld – veel geduld. Postbodes bestaan al
langer als de mens kan schrijven, maar het fysiek overbrengen van
gesproken of geschreven boodschappen was uiteraard beperkt door de
snelheid van de boodschapper.
Mensen of paarden kunnen over lange afstanden een snelheid van 5 tot 6 kilometer per uur aanhouden. Als zo’n postbode 10 uur per dag stapt, dan vraagt het overbrengen van een boodschap van Antwerpen naar Parijs ongeveer een week. En dan moet je nog eens even lang wachten op een antwoord. Even ‘chatten’ is er dus niet bij.
Al in de oudheid werden postsystemen ontwikkeld waarbij gebruik werd gemaakt van aflossingsstations. Daar werd de boodschap doorgegeven aan een andere loper of ruiter, of kon de bode van paard wisselen. Die georganiseerde systemen dreven de snelheid van de postbedeling op. De gemiddelde snelheid van een galopperend paard bedraagt 21 kilometer per uur, zodat de afstand tussen Antwerpen en Parijs in het beste geval kon worden teruggebracht tot een paar dagen. De enige uitzondering was de postduif. Intercontinentale communicatie bleef beperkt tot de snelheid van de scheepvaart.
Aan die eeuwenlange trage vorm van communicatie kwam een einde met de komst van de telegraaf. De meeste geschiedenisboeken beginnen dat hoofdstuk met de komst van de elektrische telegraaf, halverwege de negentiende eeuw. Maar daarmee wordt een belangrijk hoofdstuk overgeslagen. Vijftig jaar eerder (in 1791) ontwikkelde de Fransman Claude Chappe de optische telegraaf. Daarmee konden berichten over lange afstand worden verzonden, zonder dat er postbodes, paarden, draden of elektriciteit aan te pas kwamen.
Een keten van torens
Het optische telegraafnetwerk bestond uit een keten van torens, die op een afstand van 5 tot 20 kilometer van elkaar werden geplaatst. Op elk van die torens stonden een houten seinpaal en twee telescopen (de telescoop werd in 1600 uitgevonden). De seinpaal had twee signaalarmen die elk in zeven posities konden worden gezet. De paal zelf kon ook nog eens in vier standen worden gedraaid, zodat er in totaal 196 posities mogelijk waren. Elk van die posities vormde een code voor een letter, een cijfer, een woord of een (deel van een) zin.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
De seinpaal had twee signaalarmen die elk in zeven posities konden worden gezet
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Op elke toren zat een telegrafist, die door een telescoop naar de toren voor hem in de keten loerde. Als de seinpaal daar in een bepaalde positie werd gezet, kopieerde hij die positie op zijn eigen toren. Vervolgens keek hij door een tweede telescoop naar de volgende toren in de keten, om te controleren of zijn signaal door de volgende telegrafist goed werd gekopieerd. Op die manier werden berichten symbool per symbool van toren naar toren doorgeseind. Het sein werd met slecht twee hendels bediend en een telegrafist kon een snelheid halen van 1 tot 3 symbolen per minuut.
Het systeem klinkt ons vandaag lichtjes absurd in de oren, maar in die tijd betekende het zo’n enorme sprong voorwaarts dat er op enkele decennia tijd zowel in Europa als de Verenigde Staten continentale netwerken werden uitgebouwd. De eerste ‘lijn’ werd gebouwd tussen Parijs en Rijsel tijdens de Franse Revolutie, dichtbij het oorlogsfront. Ze was 230 kilometer lang en bestond uit 15 seinposten.
Paarden
Het allereerste bericht – een militaire overwinning op de Oostenrijkers – werd in minder dan een half uur doorgeseind. Een koerierdienst met paarden had daar voorheen 15 tot 30 uur voor nodig. Het doorseinen van 1 symbool van Parijs naar Rijsel kon op tien minuten gebeuren, wat neerkomt op een snelheid van 1.380 kilometer per uur. Sneller dan een modern lijnvliegtuig – dat pas anderhalve eeuw later werd uitgevonden.
Razendsnelle uitbreiding
De technologie kende een razendsnelle uitbreiding. Op minder dan 50 jaar tijd bouwden de Fransen een nationaal netwerk uit met meer dan 530 torens en een totale lengte van bijna 5.000 kilometer. Parijs werd verbonden met Straatsburg, Amsterdam en Vlissingen (via Brussel en Antwerpen), Bajonne, Toulon, Perpignan, Lyon, Turijn, Milaan en Venetië.
Aan het begin van de 19e eeuw was het dus mogelijk om een kort bericht op een uur tijd draadloos te versturen van Amsterdam naar Venetië. Een paar jaar eerder had een bode te paard daar minstens een maand tijd voor nodig gehad.
Internationaal
Het systeem werd op ruime schaal gekopieerd in andere landen. Zweden bouwde een landelijk netwerk uit, gevolgd door delen van Engeland en Noord-Amerika. Ook Spanje, Duitsland en Rusland legden iets later omvangrijke optische telegraafnetwerken aan.
De meeste van deze landen bedachten hun eigen variant van de optische telegraaf, bijvoorbeeld met schuifluiken in plaats van met armen. Zweden ontwikkelde een systeem dat twee keer sneller was, Spanje bouwde een telegraaf die bestand was tegen hevige windstoten. De optische telegrafie werd later ook op grote schaal ingezet in de scheepvaart en het treinverkeer.
Loterij-nummers
Tot een echt Europees netwerk kwam het echter nooit. De verbinding tussen Amsterdam en Venetië bestond slechts korte tijd, want nadat Napoleon uit de Nederlanden werd verdreven, werd zijn telegraafnetwerk daar afgebroken. De Spanjaarden waren dan weer te laat begonnen: hun landelijk netwerk raakte pas af toen in de rest van Europa de technologie al in onbruik raakte.
Het optische telegraafnetwerk werd uitsluitend gebruikt voor militaire en nationale communicatie, particulieren hadden er geen toegang toe. Wel werd het ingezet voor het doorseinen van de winnende loterijnummers en voor het verzenden van beursinformatie.
Weersomstandigheden
De optische telegraaf verdween even snel als hij gekomen was. Dat gebeurde met de komst van de elektrische telegraaf, vijftig jaar later. In Frankrijk werd de laatste optische telegraaflijn in 1853 stopgezet, in Zweden was de technologie nog tot 1880 in gebruik.
De elektrische telegraaf had geen last van mist, wind, zware
regenval of laaghangende bewolking, en kon ook ’s nachts worden
ingezet. Bovendien was de elektrische telegraaf goedkoper dan de
mechanische variant. De boodschap kon ook veel moeilijker onderschept
worden – wie de code van de optische telegrafie kende, kon immers de
berichten ontcijferen. De elektrische telegraaf maakte ook
intercontinentale communicatie mogelijk. Dat was onmogelijk met de
optische telegraaf, tenzij je een grote omweg via Azië zou maken.
Elektrische telegraaf
De elektrische telegraaf bleef meer dan honderd jaar lang het belangrijkste communicatiemiddel om tekstberichten over lange afstand te versturen. Eerst gebeurde dat via elektrische draden, later via radiogolven. De eerste telegraafverbinding werd in 1844 gebouwd, in 1865 werd de eerste transatlantische verbinding in gebruik genomen. De telegraaf maakte gebruik van Morse-code, waarbij punten en strepen letters en cijfers vertegenwoordigen. Noch de telefoon, noch de spoorwegen, noch radio of televisie maakten komaf met de telegraaf. De technologie moest pas de duimen leggen met de komst van de fax en de computernetwerken in de tweede helft van de 20ste eeuw.
Ook in het trein- en scheepvaartverkeer werd de optische telegrafie vervangen door elektronische varianten, al wordt er in de scheepvaart in noodsituaties nog altijd gebruik van gemaakt (door middel van vlaggen of lampen).
De elektrische telegraaf is de onmiddellijke voorganger van e-mail en internet. In de jaren dertig werd zelfs een vorm ontwikkeld waarmee ook beelden konden worden overgeseind. Er werd ook een variant ontwikkeld met een toetsenbord, zodat ook mensen die geen morse-code kenden, berichten konden versturen.
Zowel de optische als de elektrische telegraaf zijn in essentie dezelfde technologie als het internet en e-mail. Al deze communicatietechnieken maken gebruik van codetaal en tussenstations om berichten over grote afstand over te seinen: de optische telegraaf gebruikte visuele tekens, de elektrische telegraaf punten en strepen, het internet gebruikt enen en nullen. Ook rookpluimen en drumgeluiden zijn telegrafische systemen – in combinatie met een telescoop zouden ze even efficiënt kunnen zijn als de optische telegraaf.
E-mail is veel sneller en efficiënter dan de optische telegraaf. Maar dat neemt niet weg dat de lowtech voorganger van de elektronische post min of meer hetzelfde resultaat bereikte zonder draad en zonder energie, terwijl het internet uit een kluwen van kabels bestaat en aan een razend tempo onze energiebronnen uitput. We zitten er niet op te wachten, maar op een dag zou de technologie van Claude Chappe wel eens een gedwongen renaissance kunnen beleven.
© Kris De Decker
Foto en kaarten telegraafnetwerk Frankrijk, Nederland en België: Ecole Centrale de Lyon
Tweede foto optische telegraaf: Peter Denters
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Kaart telegraafnetwerk Spanje (klik om te vergroten): Luis Enrique Otero Carvajal
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Meer hightech uit vervlogen tijden :
Geschiedenis van de windmolen: industriële revolutie in de Middeleeuwen
Televisie in de 17e eeuw: rarekiek, toverlantaarn, stereoscoop en panorama
Supercomputers in de 19e eeuw: de legendarische machines van Charles Babbage
De sterrenhemel als GPS: sterrennavigatie
Het Museum voor de Oudere Technieken: handwerktuigen
België en Nederland voor de Industriële revolutie : stadsplannen
De geschiedenis van de techniek in Nederland : zesdelig boekwerk online
Honderd jaar wetenschap en technologie : duizenden wetenschappelijke tijdschriften
De heruitvinding van het wiel: het gemotoriseerde monowiel
Hoe leven we in het jaar 2000?
Industriële architectuur: licht uit de hemel
Vakantie zonder vliegtuigen: het stoomschip
Een groene auto uit 1949: de 2CV
Een wereld zonder vrachtwagens: buispost
Tegels als een alternatief voor staal: het tamboerijngewelf
Haal de zon in huis: de revival van de Middeleeuwse tegelkachel
Raketpost: prior, alstublieft
Een ring van vuur: de Hoffmann oven
Houtgasauto's : rijden op brandhout
Het pneumatische riool : sanitatie in de 19e eeuw
Startpagina Lowtech Magazine
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Laatste reacties