Microwindturbines hebben een conceptueel probleem: hun inzetbaarheid is beperkt omdat er in het binnenland en zeker in steden niet genoeg wind staat. Niettemin blijven fabrikanten speciaal vormgegeven windturbines ontwerpen waarvan vervolgens wordt beweerd dat ze door die specifieke vormgeving wel genoeg elektriciteit kunnen leveren. Dat doen de uitvinders van kleine windmolens al 130 jaar, zo blijkt uit een artikel van "De Natuur", gepubliceerd in april 1884.
Het verhaal bespreekt onder meer het "Panémone" van de Fransmannen Lequesne en Lefebre (illustratie hiernaast), en het nauw verwante "zoogenaamd horizontaal windrad" van uitvinder Anton Bohlken, "waarbij vier rechthoekige windvleugels aan den wind blootgesteld, elk om zijn verticale as, zoodanig wentelen, dat zij alle het geheele rad in dezelfde richting om zijn verticale as trachten te draaien." Of dat uiteindelijk ook gelukt is, wordt niet vermeld.
Een ander voorbeeld van een "geheel nieuw ingerichten windmolen" is de "zoogenaamde atmosferische turbine" van A. Dumont. De werking van de windmolen (zie illustratie hieronder) bespaar ik u, maar de verkooppraatjes zijn te herkenbaar om over te slaan: de windmolen begint te draaien "bij een snelheid niet meer dan anderhalven meter per seconde, bij een gewonen windmolen moet deze snelheid ten minste 2 keer meer zijn." Het is een argument dat 120 jaar later nog altijd wordt aangehaald, terwijl het nonsens is. Een windmolen die draait, is leuk om naar te kijken, maar levert daarom nog niet voldoende energie op om elektriciteit of mechanische energie te produceren.
De uitvinder gaat verder: "Met een zwakken wind is de snelheid van draaiing betrekkelijk grooter dan met een hevigen wind. Als de wind een snelheid heeft van 2 meter in de secunde, loopt het wiel aan den omtrek met een snelheid van 4 meter; door een wind van 10 meter gedreven, heeft het wiel aan den omtrek slechts een snelheid van 11 meter. In dit opzicht maakt de turbine een uitzondering op den algemeenen regel, volgens welken alle molens een ongeveer driemaal zoo groote snelheid hebben als de wind."
De vervaardiger beweert, zo besluit "De Natuur", dat zij "gemiddeld een driemaal grooteren arbeid leverde dan alle tot hiertoe gebruikte werktuigen van gelijken aard".
Het lijkt de brochure van de Energy Ball wel.
|
(1)
Op bladzijde 335 van het 100 jaar oude boek 'Farmers of Forty Centuries' van de Amerikaanse landbouwkundige en visionair F.H.King staat een door hem in 1909 op de zoutvlakten bij Tianjin gemaakte foto van een uit acht in een horizontale carrousel geplaatste kantelzeilen. Dit type windmolen, een Panémone avant la lettre, was toen al vele eeuwen in gebruik als aandrijfkracht van een kettingpomp, maar vermoedelijk hebben de uitvinders Lequesne en Lefebre met hun Panémone dat in 1884 niet geweten. We hebben het vooral aan Joseph Needham te danken dat we in het westen te weten zijn gekomen met hoeveel eeuwen de Chinezen met hun techniek, hun landbouw en hun ecologische inzichten op ons vooruit liepen, zoals op de grote Brusselse tentoonstelling "China Hemel en Aarde" in 1988, met hulp van Needham ingericht, werd aangetoond.
Geplaatst door: Sietz Leeflang | 09 augustus 2010 om 12:53