Wanneer we praten over energieverbruik gaat alle aandacht naar het elektriciteits-verbruik van een toestel terwijl het wordt gebruikt. Een laptop met een vermogen van 30 watt wordt als efficiënter beschouwd dan een koelkast van 300 watt. Dat klinkt logisch, maar dit soort vergelijkingen heeft weinig zin als je niet tegelijk de energie in rekening brengt die het kost om beide toestellen te produceren. Dit is zeker zo voor hightech producten, die gefabriceerd worden met productieprocessen die zeer materiaal- en energie-intensief zijn. Het energieverbruik van onze dierbare gadgets wordt zwaar onderschat.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Illustraties: cityscape I & II door Grace Grothaus.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Het energieverbruik van elektronische toestellen stijgt sterk, zoals bleek uit een eerder dit jaar gepubliceerd rapport van het Internationaal Energie Agentschap (Gadgets and Gigawatts). Volgens dat onderzoek zal het wereldwijde elektriciteitsverbruik van computers, mobiele telefoons, breedbeeldtelevisies, iPods en andere gadgets verdubbelen tegen 2020 en verdrievoudigen tegen 2030. Daarvoor is een extra vermogen nodig van 280 gigawatt energiecentrales. Een eerder rapport van het Britse "Energy Saving Trust" ("The Ampere strikes back", pdf) kwam tot gelijkaardige conclusies.
Er zijn verschillende redenen voor het fors stijgende energieverbruik van elektronische apparatuur: meer en meer mensen kunnen zich gadgets veroorloven, er komen steeds meer gadgets op de markt, en bestaande gadgets verbruiken meer en meer energie (ondanks zuiniger technologie - het gevolg van de paradox van energie-efficiëntie die al meerdere malen aan bod kwam op Lowtech Magazine).
Een laptop van 180 watt
Deze rapporten - op zich al zorgelijk - onderschatten echter het probleem. Om te beginnen is elektriciteitsverbruik niet gelijk aan energieverbruik. Energiecentrales hebben bij ons een gemiddelde efficientie van ongeveer 40 procent. Als een laptop zogezegd 60 watt-uur elektriciteit verbruikt, dan verbruikt dat toestel twee tot drie keer zoveel energie (120 tot 180 watt-uur, of tot 648 kilojoule). Laten we dus beginnen door de cijfers van de rapporten met drie te vermenigvuldigen en we krijgen al een wat realistischer beeld van het energieverbruik van gadgets.
Wat ook niet in de cijfers van deze rapporten vervat zit, is het energieverbruik van de infrastructuur die vele van deze technologieën ondersteunt - vooral het mobiele telefoonnetwerk en het internet (dat bestaat uit datahotels en servers, routers, switches, optische apparatuur, etcetera).
Ingebedde energie
De grootste blinde vlek in deze onderzoeken is de energie die nodig is om al deze elektronische apparatuur te vervaardigen (zowel netwerkapparatuur als, hoofdzakelijk, consumententoestellen). De energie die vereist is om elektronische gadgets te produceren is aanzienlijk hoger dan de energie die de toestellen nodig hebben tijdens hun levensduur.
Gedurende het grootste deel van de twintigste eeuw was dat anders: de meeste productiemethoden waren niet zo energie-intensief. Een ouderwetse auto verbruikt veel meer energie tijdens de levensduur (het verbruik van benzine) dan tijdens de productie ervan. Hetzelfde geldt voor een koelkast of een gloeilamp: de energie die nodig is om het product te vervaardigen, verbleekt bij de energie die verbruikt wordt tijdens de levensduur.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Geavanceerde digitale technologie heeft deze verhouding op zijn kop gezet. Een handvol microchips kan evenveel ingebedde energie bevatten als een auto. En aangezien digitale technologie een waaier aan nieuwe producten heeft voortgebracht, en ook de meeste bestaande producten heeft geïnfiltreerd, heeft dit een niet te onderschatten impact. Hedendaagse auto's en sinds lang bestaande analoge apparaten zitten nu vol microprocessors. Halfgeleiders (de energie-intensieve basis van microchips) hebben ook toepassingen gevonden in ecotech producten zoals zonnepanelen en LED's.
Waar zijn de cijfers?
Terwijl het relatief makkelijk is om gegevens te vinden over het elektriciteitsverbruik van elektronische apparatuur tijdens de gebruiksfase (je kan het verbruik ook zelf meten), blijkt het erg moeilijk om betrouwbare en actuele gegevens op te graven over de energie die wordt verbruikt tijdens de productiefase. Dat is zeker zo wanneer het gaat over snel evoluerende technologieën. Een levenscyclusanalyse van hightech producten is erg complex en kan vele jaren duren, omwille van het grote aantal onderdelen, materialen en productietechnieken. Ondertussen evolueren de producten en productietechnieken erg snel, zodat de meeste levenscyclusanalyses verouderd zijn als ze gepubliceerd worden.
Voor recentere en opkomende technologieën bestaan er simpelweg geen analyses van de hele levenscyclus. Wie een onderzoek kan vinden dat de ingebedde energie berekent van een LED, een lithium-ion batterij of eender welk toestel vol elektronica dat zogezegd energie bespaart, mag het laten weten.
Hoeveel energie kost een computer?
De meest actuele levenscyclusanalyse van een computer dateert van 2004 en betreft een machine uit 1990. Het onderzoek stelt dat er voor de meeste, conventionele producten ongeveer 2 kilogram brandstof nodig is voor de productie van 1 kilogram product. In het geval van een computer heb je echter 12 kilogram brandstof nodig voor de productie van één kilogram product. Rekening houdend met een gemiddelde levensduur van 3 jaar betekent dit dat het totale energieverbruik van een computer gedomineerd wordt door de productie (83 procent of 7.329 megajoule) en niet door het gebruik (17 procent). Gelijkaardige cijfers werden bekomen voor mobiele telefoons.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
De computer uit 1990 was een desktop machine met een CRT-monitor, terwijl veel hedendaagse computers laptops zijn met een LCD-scherm. Op het eerste gezicht lijkt dit er op te duiden dat de ingebedde energie van de hedendaagse computers lager is dan die van de machine uit 1990, omdat er veel minder materiaal (plastic, glas, metaal) nodig is. Maar het is niet het plastic, het metaal en het glas die een computer zo energie-intensief maken. Het zijn de piepkleine microchips, en hedendaagse computers hebben er meer aan boord - niet minder.
100 jaar productietechnieken
De energie die nodig is om microchips te produceren is disproportioneel tot hun omvang. Timothy Gutowski, onderzoeker aan het Amerikaanse MIT, vergeleek de materiaal- en energie-intensiviteit van conventionele productietechnieken met de productietechnieken van microchips (en van nanomaterialen - een technologie die wordt ontwikkeld voor gebruik in allerlei producten inclusief elektronica, zonnepanelen, batterijen en LED's).
Als voorbeeld van "oude" productiemethoden berekende Gutowski het energieverbruik van snijmachines, het spuitgietproces en het maken van gietmallen. Al deze technieken worden vandaag nog zeer intensief gebruikt, maar ze werden bijna 100 jaar geleden ontwikkeld. Het spuitgietproces wordt ingezet voor de productie van plastic onderdelen, gietmallen worden gebruikt voor de productie van metalen componenten. Snij- en schuurmachines worden gebruikt voor zowel het maken als het afwerken van producten.
6 ordes van grootte
Hoewel er aanzienlijke verschillen kunnen zijn tussen de verschillende configuraties, vereisen al deze conventionele productietechnieken grofweg tussen de 1 en 10 megajoule elektriciteit per kilogram materiaal. Dit komt overeen met 278 tot 2.780 watt-uur elektriciteit per kilogram materiaal. De productie van een één kilogram wegend plastic of metalen onderdeel vereist dus evenveel elektriciteit als 1 tot 10 uur naar een breedbeeldtelevisie kijken (als we aannemen dat het onderdeel slechts één bewerkingsproces ondergaat).
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
De energiebehoeften van de productietechnieken voor microchips en nanomaterialen zijn veel hoger dan dat: tot zes ordes van grootte (10 tot de 6de macht) hoger dan die van de "traditionele" productietechnieken (zie het diagram hieronder, bron, extra informatie). Dat komt neer op tussen 1.000 en 100.000 megajoule per kilogram materiaal, vergeleken met 1 tot 10 megajoule voor conventionele productietechnieken.
De productie van één kilogram elektronica of nanomateriaal vereist dus tussen de 280 kilowatt-uur en 28 megawatt-uur elektriciteit - genoeg om een breedbeeldtelevisie continu te doen werken voor 41 dagen tot 114 jaar. Deze gegevens zijn exclusief het energieverbruik van luchtzuivering en andere apparatuur in de fabriek, die ook erg hoog zijn.
Ingebedde energie van een microchip
De cijfers van Gutowski komen overeen met een levenscyclusanalyse van een 2 gram wegende microchip, uitgevoerd in 2002. Meer specifiek gaat het over een 32 MB geheugenchip - opnieuw niet echt vooruitstrevende technologie vandaag, maar toch zijn de resultaten betekenisvol. Om de 2 gram wegende microchip te produceren, is 1,6 kilogram brandstof nodig. Dat betekent dat je 800 kilogram brandstof nodig hebt om één kilogram microchips te maken, vergeleken met 12 kilogram brandstof voor de productie van één kilogram computer. Het is dus de elektronica zelf die energie vreet, veel meer dan de rest van de computer.
Als we de energiedichtheid van olie nemen (45 MJ/kg), komt dit neer op 72 megajoule (of 20.000 watt-uur) voor de productie van een microchip van 2 gram. Omgerekend naar een chip van één kilogram kom je uit op 3,3 megawattuur elektriciteit (of 36.000 MJ), binnen de grenzen van de 280 kilowattuur (1.000 MJ) tot 28 megawatt-uur (100.000 MJ) die door Gutowski werd berekend. Ook de "International Technology Roadmap for semiconductors - 2007 edition" geeft een cijfer van 1,9 kilowatt-uur per vierkante centimeter microchip. Dus 20 kilowatt-uur lijkt een goede schatting voor de ingebedde energie van een microchip.
Hoeveel microchips in een computer?
Een computer of gadget bevat geen kilogram microchips - verre van. Maar dat is ook helemaal niet nodig om te verzekeren dat de productiefase zwaarder weegt dan de gebruiksfase. De ingebedde energie van de geheugenmodule alleen, overtreft het energieverbruik van een laptop gedurende de levensduur van drie jaar.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
De personal computers van vandaag hebben een RAM-geheugen van 0,5 tot 2 gigabyte - modules die doorgaans bestaan uit 18 tot 36 microchips van elk 2 gram (zoals die hierboven beschreven). Dat komt neer op 1.296 tot 2.595 megajoule ingebedde energie voor de geheugenmodule alleen, of 360.000 tot 720.000 wattuur. Genoeg om een laptop van 30 watt non-stop voor 500 tot 1.000 dagen aan te drijven.
Microprocessoren (of CPU's, het brein van alle digitale toestellen) zijn geavanceerder dan geheugenchips en bevatten dus tenminste evenveel ingebedde energie. Helaas is er nog geen enkele levenscyclusanalyse van een microprocessor gepubliceerd. Zeker is dat moderne computers steeds meer microprocessoren bevatten.
Een recente trend zijn "multicore processors" en "multi-CPU systemen". Personal computers kunnen nu 2, 3 of 4 microprocessoren onder de motorkap hebben. Servers, game consoles en ingebedde systemen kunnen er nog veel meer bevatten. Elk van deze "kernen" kan een taak uitvoeren onafhankelijk van de andere, wat het mogelijk maakt om verschillende CPU-intensieve processen (zoals het uitvoeren van een virusscan, het doorzoeken van folders of het branden van een DVD) tegelijkertijd uit te voeren zonder dat de machine hapert. Maar met elke extra chip (of extra chip-oppervlakte) volgt ook meer ingebedde energie.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Een andere trend is de opmars van de grafische kaart (GPU). Dit is een gespecialiseerde processor die het uitvoeren van driedimensionale beelden van de microprocessor overneemt. De GPU is onontbeerlijk om videogames te spelen, maar hij is ook meer en meer nodig om aan de steeds hogere grafische eisen van besturingssystemen en websites te kunnen voldoen. GPU's doen niet alleen het energieverbruik van de computer stijgen (ze kunnen meer energie verbruiken dan CPU's), maar ze betekenen ook meer ingebedde energie. Een GPU is bovendien veeleisend op het gebied van geheugen en dus is er nood aan meer RAM-chips.
Waarom zo energie-intensief?
Waarom kost het zoveel energie om microchips te produceren? Eén van de redenen wordt duidelijk als je letterlijk inzoomt op de technologie. Een microchip mag dan klein zijn, de hoeveelheid detail is onvoorstelbaar. Een microprocessor van een vierkante centimeter groot kan nu al tot 2 miljard transistoren bevatten - elke transistor minder dan 0,00007 millimeter breed. Vergroot dit circuit en het wordt een structuur die zo complex is als een wereldstad.
De hoeveelheid materiaal die in het product zit, is klein, maar het vraagt heel wat bewerkingen (en dus energieverbruik van een machine) om zo'n complex en gedetailleerd circuit vorm te geven. Hoewel het energieverbruik van de machines die gebruikt worden voor de productie van microchips gelijkaardig is aan dat van de conventionele processen, ligt het verschil in het verwerkingstempo: het spuitgietproces kan tot 100 kilogram materiaal per uur verwerken, maar een machine voor de productie van microchips verwerkt slechts een paar gram of zelfs maar een paar milligram materiaal per uur.
Een andere reden waarom digitale technologie zo energie-intensief is, is de nood aan extreem effectieve luchtfilters, luchtcirculatiesystemen en zeer zuiver water (die niet in de cijfers hierboven vervat zitten). Als je zo'n kleine structuren bouwt, kan een stofje immers enorme schade aanrichten. Om dezelfde reden vereist de productie van microchips ook het puurste silicium (Electronic Grade Silicon of EGS, geleverd door het energie-intensieve CVD-proces).
Elke 18 maanden verdubbelt het aantal transistoren op een microchip (de wet van Moore). Langs de ene kant betekent dit dat er minder silicium nodig is voor een bepaalde hoeveelheid rekenkracht of geheugen. Langs de andere kant heb je meer effectieve luchtzuivering en puurder silicium nodig als de transistors kleiner worden. Omdat de structuur complexer wordt, zijn er ook meer stappen in het productieproces.
Nanomaterialen
Nanotechnologie werkt op een nog kleinere schaal dan micro-elektronica, en het energieverbruik ervan is even groot. De productie van koolstof nanovezels, gebaseerd op dezelfde technieken als de productie van halfgeleiders, vraagt 760 tot 3.000 MJ elektriciteit per kilogram materiaal. De productie van koolstof nanobuisjes (het meest gehypete product van nanotechnologie) vraagt 20.000 tot 50.000 MJ per kilogram. De productie van nanobuisjes is dus minstens even energie-intensief als de productie van microchips (36.000 MJ). Veel van de grootschaliger toepassingen die ons worden voorgespiegeld over nanotechnologie zijn simpelweg onmogelijk omwille van energiebehoeften.
Recyclage is geen oplossing
Het gebruik van gerecycleerde materialen is doorgaans een goede manier om het energieverbruik tijdens het productieproces aanzienlijk te verminderen. Helaas werkt dat niet voor micro-elektronica (of nanomaterialen). In het geval van traditionele productietechnieken is het energieverbruik van het productieproces (1 tot 10 MJ per kilogram) klein in vergelijking met de energie die nodig is om de primaire materialen (plastic, ijzer, aluminium,...) te produceren.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bijvoorbeeld: de productie van 1 kilogram plastic uit olie vereist 62 tot 108 MJ energie, terwijl een typische mix van maagdelijk en gerecycleerd aluminium 219 MJ vraagt. Om een correcte vergelijking te maken, moet je wel het energieverbruik van het productieproces met drie vermenigvuldigen (1 megajoule elektriciteit vereist tot 3 megajoule energie), maar zelfs dan (met 3 tot 30 MJ/kg) is het energieverbruik van de productieprocessen erg klein tegenover de energie die het kost om de materialen op te delven (gemiddeld 100 MJ/kg, zie deze tabel voor een overzicht van de ingebedde energie van verschillende materialen).
In het geval van de productie van microchips (en nanomaterialen) is deze relatie omgedraaid. Terwijl het 230 tot 235 MJ energie vraagt om 1 kilogram silicium te vervaardigen (al vrij hoog vergeleken met andere materialen), vereist "chemische dampdepositie", een belangrijke stap in het productieproces van microchips, ongeveer 1.000 MJ elektriciteit en dus 3.000 MJ energie per kilogram. Het bewerkingsproces vraagt dus 10 keer meer energie dan de primaire productie van silicium. Recyclage is geen oplossing als alle energie in het proces zelf geconcentreerd zit, in plaats van in het product. De energie is weg en kan niet worden gerecupereerd.
Dat betekent overigens niet dat er voor de fabricatie van microchips of nanomaterialen geen materialen nodig zijn. Integendeel, de productie van microchips en nanomaterialen vraagt in verhouding ook veel meer materialen (ongeveer 4 ordes van grootte) dan de vervaardiging van conventionele producten. Maar dit betreft hulpmaterialen, zoals reinigingsgassen en chemicaliën, die niet in het uiteindelijke product terechtkomen. Volgens Gutowski kan de ingebedde energie van de reinigings-gassen alleen al het totale elektriciteitsverbruik van het productieproces overtreffen.
De voordelen van digitale technologie
Microchips hebben ook positieve effecten op het milieu, door andere activiteiten en processen efficiënter te maken. Dat is het onderwerp van een publicatie door de "Climate Group", een initiatief van 50 van de grootste bedrijven ter wereld. Het rapport ("Smart 2020 - enabling the low carbon economy in the information age") bevestigt de bevindingen van andere studies voor wat betreft het elektriciteitsverbruik van elektronische apparaten, maar berekent ook de voordelen.
Volgens Smart 2020 zal de uitstoot van broeikasgassen door informatie- en communicatie technologie (ICT) stijgen van 0.5 Gt CO2-equivalenten in 2002 tot 1.4 Gt CO2-equivalenten in 2020 - als de sector er tenminste in slaagt om de vooruitgang op het gebied van energie-efficiëntie vol te houden. Het onderzoek houdt ook rekening met het energieverbruik van datahotels, die niet in het IEA onderzoek vervat zitten. Door het stimuleren van energie-efficiëntie in ander sectoren zou ICT echter besparingen opleveren die 5 keer groter zijn: 7.8 Gt in 2020.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Deze voordelen zijn slimme elektriciteitsnetwerken (2,03 Gt), slimme gebouwen (1,86 Gt), slimme motorsystemen (970 Mt), slimme logistiek (225 Mt) en tot slot dematerialisatie en substitutie (het vervangen van fysieke producten of activiteiten zoals boeken en vergaderingen door virtuele alternatieven zoals downloads en videoconferencing, 500 Mt).
Het rapport besluit:
"The scale of emission reductions that could be enabled by the smart integration of ICT into new ways of operating living, working, learning and travelling, makes the sector a key player in the fight against climate change, despite its own growing footprint."
Maar zelfs als we aannemen dat al deze besparingen werkelijkheid zullen worden (in het rapport wordt toegegeven dat dit geen makkelijk taak is), dan nog houdt deze conclusie geen rekening met de energie die nodig is om al deze elektronische apparatuur te produceren.
Als we aannemen dat het energieverbruik van de productie 80 procent bedraagt van het geheel (steunend op de enige levenscyclusanalyse van een computer die er bestaat), dan zou de 1.4 Gt in 2020 in realiteit 7 Gt moeten zijn - bijna evenveel als de 7.8 Gt die bespaard zal worden. Er zou dan nauwelijks een milieu- of energievoordeel optreden. Hoogstens kan de sector zo zijn eigen groeiende ecologische voetafdruk absorberen.
Digitale technologie is een product van goedkope energie
Het onderzoek van Timothy Gutoswki illustreert dat onze productieprocessen steeds energie-intensiever worden. Tegelijkertijd raken de energiebronnen uitgeput. Dat is niet zo'n hoopgevende evolutie. Gutoswki schrijft:
"This phenomenon has been enabled by stable and declining material and energy prices over this period. The seemingly extravagant use of materials and energy resources by many newer manufacturing processes is alarming and needs to be addressed alongside claims of improved sustainability from products manufactured by these means."
Productietechnieken voor halfgeleiders en nanomaterialen zullen efficiënter worden, door het verlagen van het energieverbruik van de machines of door het opdrijven van het verwerkingstempo. De "International Technology Roadmap for Semiconductors" (ITRS), een initiatief van de grootste chipproducenten wereldwijd, heeft als doelstelling het energieverbruik per vierkante centimeter microchip terug te brengen van 1,9 kWh vandaag naar 1,6 kilowatt-uur in 2012, 1,35 KWh in 2015, 1,20 kWh in 2018 en 1,10 kWh in 2022.
Maar zoals deze cijfers al laten zien, heeft het verbeteren van efficiëntie beperkingen. De winst zal kleiner worden naarmate de tijd vordert, en na 2022 worden geen verdere verbeteringen meer verwacht. Energie-intensieve productiemethoden zijn inherent aan digitale technologie zoals we die nu kennen.
Het ITRS-rapport waarschuwt dan ook dat:
"Limitations on sources of energy could potentially limit the industry's ability to expand existing facilities or build new ones."
Gutoswki schrijft:
"It should be pointed out that there is also a need for completely rethinking each of these processes and exploring alternative, and probably non-vapour-phase processes".
Technologische veroudering
De ecologische voetafdruk van digitale technologie, zoals hierboven beschreven, is verre van compleet. Dit artikel focust exclusief op het energieverbruik en houdt dus geen rekening met de toxiciteit van de productieprocessen en het gebruik van water, die ook vele ordes van grootte hoger zijn bij zowel microchips als nanomaterialen. Om een idee te geven: het meeste water dat gebruikt wordt bij de productie van microchips is ultrapuur water (UPW), dat grote hoeveelheden chemicaliën nodig heeft. Voor veel van deze kwesties geeft de industrie toe dat er nog geen oplossingen zijn (zie hetzelfde ITRS-rapport, pdf). Er zijn natuurlijk ook de problemen van afval en oorlog.
Tot slot, maar daarom niet minder belangrijk: de energie-intensieve natuur van digitale technologie is niet alleen het gevolg van gulzige productietechnieken. Even belangrijk is de extreem korte levensduur van de meeste gadgets. Als digitale producten een leven lang zouden meegaan (of tenminste een decennium), dan zou ingebedde energie helemaal niet zo'n probleem zijn. De meeste computers en gadgets worden al na een paar jaar vervangen, vaak terwijl ze nog prima werken. Het aanpakken van technologische veroudering, grotendeels het gevolg van uitgekiende marketingstrategieën, zou de efficiëntste manier zijn om digitale technologie te verduurzamen.
© Kris De Decker. Sculpturen door Grace Grothaus (de werken zijn te koop).
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Een snelheidslimiet voor het internet?
De vooruitgang in energie-efficiëntie heeft op het internet een averechts effect: hoe efficiënter het netwerk wordt, hoe groter het totale energieverbruik. Smartphones zijn daar het nieuwste voorbeeld van. Hoewel de toestellen zelf erg weinig elektriciteit gebruiken, drijven ze het energieverbruik op in de datacenters en de netwerkinfrastructuur. Ze stimuleren ons om veel vaker online te zijn en ze maken gebruik van energie-intensieve, draadloze verbindingen.
Het energieverbruik van het internet neemt stilaan zorgwekkende proporties aan. Aangezien energie-efficiëntie op zichzelf geen zoden aan de dijk zet, kan de stijgende trend alleen maar worden gestopt als de vraag naar digitale communicatie wordt teruggeschroefd. Die strategie passen we ook elders toe, bijvoorbeeld door mensen aan te zetten om minder vlees te eten, de auto te laten staan, of de thermostaat lager te draaien. Voor het internet ligt deze aanpak nog gevoeliger, al is het maar omdat weinig mensen een link leggen tussen data en energie. Lees meer: Een snelheidslimiet voor het internet?
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Meer:
- Gratis en energie-efficiënt internet
- Bouw een lowtech internet
- De supercomputers van Charles Babbage: informatierevolutie in de 19e eeuw
(1)
Hallo,
prachtig al deze invalshoeken en cijfers, goed om bij stil te staan.
Maar wat kost het aan energie om een zoek opdracht te plaatsen, volgens mij gaat dit ver boven alle kosten in energie waar er net over gesproken wordt.
dit wordt met oude en nieuwe speeltjes gedaan. Dit wordt nu door de reclame gedagen, wat voor resultaten mag je straks nog van hun kant verwachten, in de vorm van werkelijke info- oude of nieuwe speeltje.
grt
oege
Geplaatst door: oege | 14 september 2009 om 17:56
(2)
de wet van moore is ondertussen achterhaald.. Men zit tegen de fysische grens om het aantal transistors de vergroten ondertussen. Verder een zeer interessant artikel!
Geplaatst door: stitsy | 14 september 2009 om 19:03
(3)
In mijn eigen vakgebied, liften, pleit ik al jaren voor een herwaardering van conventionele of gestandaardiseerde technieken, modulair en compatibel maken van alle basiscomponenten, herstelbaarheid etc. Een lift wordt even lang gebruikt als het gebouw waarin ze staat. Het mag niet baten, de mainstream industrie wil wegwerp en propriétair produceren. En dit voor een stomme lift die gewoon moet op en neer gaan. Het mag misschien negatief klinken, maar ik vrees dat op de dag dat we echt met energietekorten geconfronteerd worden, we net die toestellen zullen weggegooid hebben die we met de weinige energie die ons nog overblijft hadden kunnen herstellen.
Geplaatst door: Koen Vandewalle | 16 september 2009 om 00:19
(4)
@2Intel heeft net zijn nieuwe chips bekendgemaakt die nog steeds aan de wet van Moore Voldoen, maar idd hij vertoont scheuren die opgevangen worden door multyprocessorsystemen die heerlijk effecient zijn.
De grootste oplossing voor deze ultra-kleine technologie is DNA, vele chipfabrikanten zijn aan het proberen hun processors te laten "groeien" in plaats van mechanisch vervaardigen (wat theoretisch tot 6nm zou kunnen gaan in vergelijking met de 32nm van nu.) Ook nanotubes zouden op deze manier "gekweekt" kunnen worden. Af en toe gebeurt er een doorbraak in deze technologie maar het zal wel nog een jaar of tien duren. Het zou een enorme boost betekenen naar zowel verbuik, ingebedde energiekost en ook gewoon economische kost.
Geplaatst door: Corneel | 30 september 2009 om 18:10
(5)
Als je de prijs van een product omrekend naar hoeveel energie het bedrijf daarvoor kan kopen heb je al de energie van het product. Dit omdat in deze prijs alles zit verwerkt, oa: Loon personeel, vervoer, fabricage, uitjes met de opdrachtgever, belasting(kan de overheid JFS aanschaffen)enz. Dus besparen kan alleen door minder uit te geven en de daarbij horende vermindering van onze welvaart.
Geplaatst door: erik | 13 maart 2010 om 23:14
(6)
Ongeacht of de wet van Moore afvlakt of niet, er zullen toch elk jaar weer nieuwe apparaten gemaakt worden, waar weer nieuwe functionaliteit mee wordt ingebouwd. Dat is voor de perceptie van de meeste eindgebruikers een rechtvaardiging van de aanschaf. Zelfs al zou een laptop echt tien jaar mee kunnen gaan, wie zal er zoiets nog echt kunnen gebruiken? Zorgelijker is dat voor functionaliteit die nauwelijks is veranderd door de jaren heen, spanningsconversie, ook een heleboel adapters gemaakt worden. Deze worden bij elk draagbaar apparaat 'gratis' meegeleverd... Als consument kon je daar niets aan doen: daarom ben ik een nieuw initiatief begonnen om het voor eindgebruiker in de toekomst mogelijk te maken elk nieuw draagbare apparaat zonder adapter te kunnen kopen.
http://voordewereldvanmorgen.nl/project/nomadic-grid
Geplaatst door: Peter Scholtens | 19 september 2011 om 21:35