Wat is de snelste manier om 500 gigabyte gegevens te verzenden? De prestaties van internetverbindingen vergeleken met de snelheid van een pakjesdienst, een wandelaar, een auto en een postduif.
Illustaties door ddidak
Voor de komst van het internet werden computerbestanden via fysieke weg uitgewisseld, net zoals muziekcassettes of videotapes. Floppy disks of diskettes werden per post verstuurd of te voet of met de auto afgeleverd.
Computerfreaks bedachten daar na de komst van het internet een schertsende term voor: “sneakernet”. Vrij vertaald: het “sloffen-netwerk” of het “sportschoenen-net”.
Nu het internet is ingeburgerd, klinkt het sneakernet hopeloos ouderwets. Maar het is aan een opmerkelijke comeback bezig. Omdat opslagmedia veel sneller evolueren dan internetverbindingen, wordt het steeds interessanter om wat grotere hoeveelheden informatie langs fysieke weg te versturen in plaats van via het internet.
Informatiedichtheid
Draagbare harde schijven zijn momenteel verkrijgbaar met een capaciteit tot 500 gigabyte, terwijl de maximale capaciteit van een enkele harde schijf in een desktop computer nu 1 terabyte bedraagt (=ongeveer 1.000 gigabyte). Dat is dubbel zoveel als een jaar geleden.
Sinds 1990 is de informatiedichtheid van harde schijven toegenomen met 100 procent per jaar. De capaciteit van internetverbindingen stijgt slechts met 30 tot 40 procent per jaar. Ter vergelijking: de rekensnelheid van computers neemt toe met 60 procent per jaar (de Wet van Moore). Opslagmedia zijn dus met voorsprong de snelst evoluerende informatica-technologie.
Hoe groot de capaciteit van een harde schijf ook is, het lijkt nooit een probleem om ze volledig te gebruiken. Daarvoor is het niet eens nodig om meer bestanden op te slaan. Bijvoorbeeld onze digitale camera’s slaan foto’s in steeds hogere resoluties op, zodat elke foto meer geheugencapaciteit vraagt. Maar omdat internetverbindingen drie keer trager evolueren dan opslagmedia, wordt de groeiende informatie op onze harde schijf steeds minder mobiel.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
|
De relatief trage evolutie van internetverbindingen is geen technologisch probleem. Er bestaan internetverbindingen die veel sneller zijn dan die waarover we nu beschikken. Maar verbeteringen aan het netwerk (bijvoorbeeld glasvezelverbindingen tot in elk huis) kosten erg veel tijd en geld, die de telecom-bedrijven moeten ophoesten. Nieuwe opslagmedia worden veel sneller toegepast. Het zijn de eindgebruikers zelf die de investering doen. Wijzelf maken het sneakernet elke dag meer relevant door harde schijven en andere opslagmedia te kopen met steeds meer capaciteit.
Of digitale data verzenden sneller gaat via sneakernet dan via internet hangt af van 4 factoren: de grootte van het bestand, de snelheid van de internetverbinding (van zowel zender als ontvanger), de snelheid van het sneakernet (te voet, per vrachtwagen, schip, postduif, enzovoort) en de afstand tussen zender en ontvanger.
1. Pakjesdienst versus het internet
Sommige koerierbedrijven bieden de mogelijkheid om een pakket eender waar ter wereld af te leveren binnen 24 uur na verzending. Wanneer wordt het interessant om een bestand per koerier op te sturen in plaats van via internet?
Een inbelverbinding (intussen redelijk zeldzaam in de Lage Landen, maar in grote delen van de wereld nog altijd de norm) haalt een snelheid van 56 kilobits per seconde, wat overeenkomt met de overdracht van 7.000 bytes informatie per seconde (geheugencapaciteit wordt gemeten in bytes, internetsnelheid in bits, één byte is gelijk aan 8 bits). Per minuut kunnen er dus 420 kilobytes worden binnengehaald of doorgestuurd. Per uur zijn dat 25,2 megabytes, per dag 612 megabytes.
Met een inbelverbinding wordt het dus al vanaf een bestandsgrootte van 600 megabytes interessanter om de gegevens per koerier te versturen. Dat is ongeveer de capaciteit van een cd-rom. Als we helemaal correct willen zijn, is dat zelfs maar 300 megabytes. De verzender moet het bestand niet alleen uploaden, de ontvanger moet het ook downloaden. Als beide partijen over een inbelverbinding beschikken, duurt het versturen van een bestand van 300 megabyte dus 24 uur: twaalf uur om het te verzenden, twaalf uur om het te downloaden.
Breedband
In België en Nederland beschikken de meeste mensen intussen over een breedbandverbinding, die een stuk sneller is. Dat soort aansluitingen is verkrijgbaar met verschillende snelheden, maar om het verschil met de inbelverbinding goed in de verf te zetten, kiezen we hier voor een performante ADSL-verbinding met een downloadsnelheid van 8 Mbits per seconde. Met deze verbinding kunnen per minuut 60 megabytes gedownload worden, per uur 3,6 gigabytes en per dag 86,4 gigabytes. Een inbelverbinding zou daar meer dan 150 dagen voor nodig hebben.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Toch moet ook de ADSL-verbinding verrassend snel de duimen leggen tegenover het sneakernet. Probleem is dat de uploadsnelheid (het verzenden van gegevens) van een ADSL-verbinding zo’n 8 keer lager ligt dan de downloadsnelheid: slechts 1 Mbits per seconde in dit geval, dus 8 megabytes per minuut, 480 megabytes per uur of 11,5 gigabytes per dag.
Dat is aanzienlijk beter dan de inbelverbinding, maar het betekent evengoed dat een bestand dat groter is dan 11,5 gigabyte (slechts een hapje uit de harde schijf van de meeste computers) even snel ter plaatse is via een pakjesdienst dan via een ADSL-verbinding. En dan knijpen we nog de ogen dicht voor het feit dat het bestand aan de andere kant nog moet worden gedownload (wat weliswaar 8 keer sneller gaat).
Glasvezel
Het opdrijven van de internetsnelheid via de telefoonlijn (DSL) heeft zijn beperkingen, en is bovendien sterk afhankelijk van de afstand tot de telefooncentrale (zie het artikel: “sneller internet is onmogelijk”). Glasvezelverbindingen hebben die beperking niet en zijn nog een stuk sneller. Bij ons zijn glasvezelverbindingen enkel weggelegd voor bedrijven, overheden en onderzoeksinstellingen, maar in Scandinavische landen zijn ze intussen al redelijk ingeburgerd.
Om het verschil met een breedbandverbinding in de verf te zetten, kiezen we voor de snelst verkrijgbare glasvezelverbinding voor particulieren in Scandinavië, die een upload- en downloadsnelheid heeft van 100 Mbps. Daarmee kan je 12,5 megabytes per seconde mee versturen, 750 megabytes per minuut, 45 gigabytes per uur en 1 terabyte per dag.
In dit geval wordt het sneakernet dus pas interessant van zodra het door te sturen bestand groter is dan 1 terabyte (of een halve terabyte, als je zowel zender en ontvanger in rekening brengt). Dat is een halve of een volledig gevulde harde schijf van het topmodel computer vandaag.
Tegen de tijd dat glasvezelverbindingen de norm zijn in België en Nederland, zal 1 terabyte echter niet meer zo veel voorstellen. Stel dat we over 10 jaar allemaal over een glasvezelverbinding van 100 Mbps beschikken. Als de evolutie in opslagcapaciteit tegen het tempo van vandaag verdergaat, dan zijn onze computers uitgerust met een harde schijf van 1.024 terabyte – of 1 petabyte. Het verzenden van een volledig gevulde harde schijf zal dan aanzienlijk meer tijd kosten dan vandaag, ondanks de snellere verbinding.
2. Wandelaar versus het internet
Het sneakernet heeft niet de indrukwekkende snelheid van een koerierdienst nodig om het internet te verslaan. Stel dat je een harde schijf van 500 gigabytes in je rugzak stopt en begint te wandelen (aan een snelheid van 5 km/u en 10 uur per dag). Wanneer ben je dan sneller dan het internet?
Een inbelverbinding doet 2,5 jaar over het verzenden van 500 GB (en als de ontvanger ook over een dial-up beschikt, komt daar nog eens 2,5 jaar bij), dus in dit geval is de uitkomst duidelijk: een wandelaar is altijd sneller dan een inbelverbinding bij het overbrengen van 500 gigabyte, zelfs al stapt hij naar het andere eind van de wereld (wat hem – in theorie althans – 400 dagen heen en 400 dagen terug zou kosten).
Een ADSL-verbinding kan 11,5 gigabyte per dag versturen en doet dus ruim 43 dagen over het verzenden van 500 gigabyte. Onze wandelaar legt op 43 dagen 2.150 kilometer af. Als de ontvanger ook over een ADSL-verbinding beschikt, gaat het downloaden wel een stuk sneller: het bestand kan op iets minder dan 6 dagen worden binnengehaald, terwijl onze wandelaar 43 dagen nodig heeft om terug te keren. Conclusie: het versturen van 500 gigabyte gaat sneller te voet dan via breedbandverbinding van zodra de afstand 1.225 kilometer bedraagt.
Auto
Stapt die wandelaar echter in een auto en rijdt hij aan een gemiddelde snelheid van 100 kilometer per uur naar zijn bestemming, dan is het fysiek transport van 500 gigabyte sneller dan de breedbandverbinding zolang de afstand korter is dan 24.500 kilometer (49.000 kilometer gedeeld door twee, want de koerier moet ook terugkomen).
In dit geval komen we dus tot dezelfde conclusie als bij de dial-up verbinding: een koerier in een auto is altijd sneller dan een internetverbinding bij het overbrengen van 500 gigabyte, zelfs al rijdt hij naar het andere eind van de wereld (de aarde heeft een omtrek van 40.000 kilometer, dus na 20.000 kilometer rijden ben je aan de andere kant – in theorie, uiteraard).
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Brengt een snelle gasvezelverbinding soelaas? Die brengt 500 gigabyte over in slechts 24 uur (12 uploaden, 12 uur downloaden). Aangezien onze wandelaar slechts 10 uur per dag wandelt, is hij in dit geval alleen maar sneller als de afstand korter is dan 25 kilometer (50 kilometer gedeeld door twee).
Maar ook in dit geval bestaat er een sneller transportmiddel: het vliegtuig. Stapt onze wandelaar in een passagiersvliegtuig en vliegt hij tegen 1.000 kilometer per uur naar zijn bestemming, dan is hij sneller dan een glasvezelverbinding wanneer de afstand korter is dan 10.000 kilometer (hij verliest 4 uur wachtend in de luchthaven).
Twee harde schijven
Dat betekent dat de internetverbinding dus eindelijk beter scoort dan het sneakernet als de gegevens naar de andere kant van de wereld moeten worden verstuurd. Maar dat voordeel verdwijnt als onze koerier twee harde schijven van 500 gigabyte in zijn rugzak stopt. De glasvezelverbinding heeft daar namelijk twee keer zoveel tijd voor nodig (48 uur), terwijl onze koerier even snel vooruitgaat.
Hoe groter het gegevensbestand, hoe interessanter het sneakernet wordt ten opzichte van het internet, omdat de hoeveelheid data bij het sneakernet geen invloed heeft op de snelheid (tenzij dan in het geval van de wandelaar, die weliswaar een paar extra harde schijven kan meenemen zonder aan snelheid in te boeten, maar geen twintig). Laad je een goederentrein, een vrachtschip of een groot vliegtuig vol met harde schijven, dan legt zelfs de snelste internetverbinding het af tegen het sneakernet, op eender welke afstand.
3. Postduif versus het internet
Er bestaat nog een manier om digitale gegevens te versturen – via postduif. Dat klinkt wellicht belachelijk (en het is al jaren een populaire grap onder informatici), maar postduiven waren duizenden jaren lang het snelste communicatiemiddel, vanaf de vroege oudheid tot aan de komst van de elektrische telegraaf in de 19e eeuw. Ze werden gebruikt door particulieren, overheden, militairen, persagentschappen en beursmakelaars.
Een goed getrainde (hedendaagse) postduif kan een gemiddelde snelheid van 50 kilometer per uur volhouden over een afstand van 600 kilometer en kan 1 gram “vracht” meenemen (meer kan in principe ook, maar dan gaan de prestaties omlaag).
Eén gram lijkt weinig, maar dankzij de snel toenemende informatiedichtheid van opslagmedia past er al flink wat digitale informatie op een drager van dat gewicht. Bijvoorbeeld de Transcend Micro SD card (bedoeld voor gebruik in mobiele telefoons) weegt 1 gram en heeft een opslagcapaciteit van 2 gigabyte. Hoe presteert een postduif dan in vergelijking met het internet?
Vergeleken met een glasvezelverbinding van 100 Mbps moet de duif al snel de duimen leggen. Zo’n internetverbinding heeft immers slechts 2,6 minuten nodig om 2 gigabyte door te sturen. Een postduif vliegt op die tijd slechts iets meer dan 2 kilometer ver. Een postduif is dus sneller dan een snelle glasvezelverbinding als de afstand korter is dan 2 kilometer. Een ADSL-verbinding doet iets meer dan 4 uur over het versturen van 2 gigabyte. Een postduif geraakt op die tijd 200 kilometer ver.
Dat betekent dat het versturen van 2 gigabyte informatie van Amsterdam naar Brussel sneller gaat via postduif dan via een breedbandverbinding. Een dial-up verbinding doet 3,3 dagen over het versturen van 2 gigabytes, en daarmee is de postduif sneller dan het internet tot op een afstand van 2.000 kilometer.
Bovendien neemt de “bandbreedte” van een postduif sneller toe dan de bandbreedte van het internet. Over 10 jaar is de informatiedichtheid van opslagmedia verduizendvoudigd, terwijl de snelheid van internetverbindingen slechts 350 keer is toegenomen. Dat wil zeggen dat een duif dan 2 terabyte kan meenemen (ongeveer 2.000 gigabyte), terwijl onze glasvezelverbinding dan 8,5 minuut doet over het versturen van 2 terabyte. Een postduif is dan sneller dan een glasvezelverbinding zolang de afstand korter is dan 7 kilometer – tegenover 2 kilometer vandaag.
Stuur de volledige computer op
De bovenstaande berekeningen zijn iets te simplistisch. Als je besluit om gegevens via postduif of koerier te versturen, moet je die data wel eerst overschrijven naar een extern opslagmedium. Als je gegevens via internet verstuurt, is dat niet nodig. Die tijd moet dus ook in rekening worden gebracht. Het intussen verouderde USB 1.1 maakte een gegevensoverdracht tussen computer en extern opslagmedium mogelijk van 12 Mbits per seconde (nog altijd sneller dan de downloadsnelheid van een ADSL-verbinding).
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Het nu gebruikte USB 2.0 haalt 480 Mbps – bijna 5 keer sneller dan een glasvezelverbinding. Als je 500 gigabyte wil overzetten van je computer naar een externe harde schijf, duurt dat dus twee uur. Aangezien ook de ontvanger de gegevens moet overschrijven van het extern opslagmedium naar zijn computer komt er in totaal 4 uur bij. Dit nadeel kan wel omzeild worden door de computer zelf op te sturen (zonder monitor uiteraard). Dat klinkt nogal drastisch, maar het is een methode die steeds vaker wordt toegepast.
Voor de meeste consumenten zou een glasvezelverbinding van 100 Mbps meer dan genoeg zijn vandaag, maar voor veel bedrijven en onderzoeksinstellingen is dat niet het geval. In de financiële wereld, de filmindustrie en de wetenschap zijn databestanden van vele terabytes ook vandaag geen uitzondering. Dus kiezen zij voor het sneakernet als die verzonden moeten worden. Zowel Microsoft (in 2002) als Google (in 2007) hebben speciale logistieke systemen opgezet voor het fysiek rondsturen van bestanden tot een grote van 120 terabyte.
Er is nog een andere reden waarom het sneakernet in die gevallen de voorkeur heeft. Als je besluit om 500 gigabyte via je internetverbinding te versturen, dan is je glasvezelverbinding 12 uur bezet. Je kan ze in tussentijd wel voor iets anders gebruiken, maar alleen ten koste van een nog langere verzendtijd. Dit speelt ook op kleinere schaal. Het is niet alleen sneller maar ook praktischer om een muziekcollectie rechtstreeks over te zetten van de ene muziekspeler naar de andere muziekspeler, dan om een omweg te maken via het internet. Privacy is een ander voordeel in dit geval.
Is het internet achterhaald?
Dat het vaak sneller en praktischer is om de inhoud van een harde schijf per koerier te versturen, wil uiteraard niet zeggen dat het internet achterhaald is, of dat we nu allemaal digitale informatie met postduiven moeten gaan opsturen. Het voordeel van het sneakernet stelt zich alleen bij bestanden vanaf een bepaalde grootte. Die drempel komt weliswaar steeds lager te liggen, maar de meeste toepassingen van het internet vragen slechts een zeer beperkte overdracht van gegevens.
Het binnenhalen van een e-mail of het openen van een website duurt zelden langer dan een minuut, en geen enkel fysiek transportmiddel haalt die snelheid (een paar nerds bracht weliswaar een webpagina over via postduiven, maar dat was weer een andere grap).
Het sneakernet wordt wel ingezet voor het versturen van websites en e-mail, maar dat gebeurt alleen in gebieden waar wel computers maar geen internetverbindingen zijn. Ook het “streamen” van filmpjes of muziek zou onmogelijk via sneakernet kunnen verlopen, omdat je de opname pas kan beginnen bekijken of beluisteren als het hele bestand is aangekomen. Een toepassing als videoconferencing zou ook onmogelijk zijn.
Hoe groen is de kenniseconomie?
De goede prestaties van het sneakernet doen echter wel een aantal vragen rijzen. Zo is het zeer de vraag of het internet wel geschikt is voor het verspreiden van films en televisieprogramma’s in hoge resolutie – waar nochtans flink aan gewerkt wordt. Het zou wel eens kunnen blijken dat het altijd sneller, goedkoper en praktischer zal zijn om films via post te versturen dan via internet – bedrijven als Netflix doen dat al.
|
De snelheid van het sneakernet is ook een nieuwe deuk in het milieuvriendelijk imago van het internet. Energievretende datacenters, milieubelastende productiemethoden en bergen elektronisch schroot hebben deze perceptie al danig aangetast. Zijn vrachtwagens volgeladen met harde schijven een ander onderdeel van de 21ste eeuwse informatiemaatschappij? De virtuele wereld lijkt elke dag minder virtueel.
© Kris De Decker (met dank aan Matt Hill)
© Illustraties door ddidak
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Noot: of het sneakernet ook goedkoper is dan het internet, is veel moeilijker te berekenen. Hier vind je een verdienstelijke poging (in het Engels).--------------------------------------------------------------------------------------------------------
Verwante atikels :
Een wereld zonder vrachtwagens: ondergronds vervoer van goederen
Hoeveel energie verbruikt het internet?
Email in de 18e eeuw: de verbazingwekkende snelheid van de optische telegraaf
Windows schaadt het milieu: Microsoft heeft er een vijand bij
Sneller internet is onmogelijk: we hebben steeds snellere verbindingen nodig om even traag te surfen
Hoeveel energie kost digitale technologie? De productie van microchips
Ecotech waanzin: een computer van karton
Blijf op de hoogte van nieuwe berichten via e-mail, feed, twitter of facebook.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
(1)
Voor heel grote bestanden (ettelijke Gb's) gaat de conclusie misschien wel op, maar beschouw een DVD:
4Gb gemiddeld (soms 4,5Gb, soms 3Gb), dat haal je met een 20Mbps lijn op een half uurtje binnen. Het verschil met een videotheek is dan niet meer zo groot...
Dus het online beschikbaar stellen van DVD en TV-episodes vind ik helemaal niet zo gek, integendeel. Het is het ultieme on-demand systeem.
Om de milieu-impact hiervan na te gaan, want daar gaat deze blog tenslotte over, moet ik wel wat rekenen:
- verbruik/slijtage/... van de auto (korte rit is heel belastend)
- verbruik pc en datacenter
Geplaatst door: KoeN | 16 februari 2009 om 07:45
(2)
Koen, wat de milieu-impact betreft, zal het internet wellicht niet slechter scoren dan het alternatief. Het internet bespaart ook heel wat energie en grondstoffen, zoals je aangeeft.
Punt is dat internet lange tijd werd gezien als een groener alternatief dan fysiek transport, als een oplossing voor al onze milieuproblemen. Maar dat lijkt steeds minder te gelden.
Dat maakt van het internet geen "slechte" technologie. Het wereldwijde communicatienetwerk biedt enorm veel nieuwe toepassingen, zonder dat het (wellicht) het gebruik van energie en grondstoffen *verhoogt*. Dat is al heel wat.
Veel andere nieuwe technologie verhoogt het gebruik van energie en grondstoffen tegenover de technologie die ze vervangt, zonder dat ze daar al te veel nieuwe toepassingen voor in de plaats geven (ik denk bijvoorbeeld aan breedbeeldtelevisies: bon, het scherm is groter, en dat is leuk, maar de milieukost voor die luxe is enorm).
Nog een kleine nuance: deze blog gaat in de eerste plaats over technologie, niet over milieu. De impact van moderne technologie op het milieu is daar een zeer belangrijk aspect van, maar het is niet het uitgangspunt.
Geplaatst door: Kris De Decker | 16 februari 2009 om 12:35
(3)
Je moet wel de capaciteit niet door twee delen hoor, uploaden en downloaden gaat tegelijkertijd. Als je een paar honderd gigabyte wil versturen dan veronderstel ik toch wel dat je het via een rechtstreekse verbinding gaat doen.
Geplaatst door: Piet | 16 februari 2009 om 21:36
(4)
Ik heb hier 5 computers staan, en was er ook al achter gekomen dat een fysieke drager voor grote hoeveelheden data, bijvoorbeeld backups, waanzinnig veel sneller gaat. Online-backups nemen van je PC, en heel het synchroniseren waar MS nu lijkt op te gaan gokken, zou wel eens op een stevige fysieke muur kunnen botsen. De "bedenkers" van blu-ray gaan dat ook wel in overweging genomen hebben, toen ze hun idee aan de filmindustrie gingen presenteren.
Om nu terug naar de grote datatransferts te gaan: De mobiele harde schijfjes zijn meestal geformatteerd met het fat32 bestandsysteem: Kort geschetst: schrijven met je ogen dicht, en in een tabelletje zetten waar je file staat. Dit gaat vrij rap, het is een oud systeem. Nu is MS al een tiental jaar gestandaardiseerd op NTFS. Stukken robuuster in geval van crash, en het kan grotere bestanden aan. Een externe harde schijf in NTFS formatteren en er dan proberen snel iets op te zetten is echter een lijdensweg. De logica erachter is de volgende: NTFS werkt met een journaal. (diegenen die in het leger geweest zijn weten gewoonlijk wel wat dit betekent). Vooraleer data op hun plaats wordt geschreven, komt het eerst op het journaal, en dan van het journaal op hun definitieve plaats, en vervolgens uit het journaal gewist. Nu zie je dat leeskopje al heen en weerpendelen tussen het journaal en de plaats van bestemming ? Dit is ook de reden waarom de harde schijf van een windows machine zoveel werkt. Nu is "blind" schrijven niet het meest aangewezen voor machines die je gebruikt, toch bestaat er voor datatransport waar het snel moet gaan ook nog een oude getrouwe linux versie van de FAT: de EXT2. Die werkt ook zonder journaal, en kan tevens supergrote bestanden aan, en werkt voorlopig het snelst van allemaal. Het plezante is dat je het met een commandolijntje kunt omvormen in een EXT3, die dan weer wel een journaal heeft, zodat je bij dagelijks gebruik van die schijf dus minder makkelijk je gegevens kwijt bent. Dus zelfs IN de computer is snelheid eveneens de kwestie van een juiste keuze maken als het om grote hoeveelheden data gaat. En hier zit het lowtech item: in plaats van een nieuwe computer te kopen, kan je best nog een tijdje verder met het oude materiaal, en met enkele goed geconfigureerde externe harde schijven. Je gebruiksgegevens op een mobiele drager zetten, en dan per computer doen waar die het best voor geschikt is. je hoeft dan ook niet voor alle computers alle licenties te hebben voor de software, en mobiele medewerkers mogen gerust hun laptop meepakken naar huis, maar niet de data en het besturingsysteem van het bedrijf. Ja, je kunt zelfs een OS op een externe schijf plakken. Dan kunnen ze thuis ook zelfs naar hartelust illegale muziek of filmpjes met virussen en al binnenhalen, de werkschijven zijn fysiek gescheiden van de privé, en het laatste kan dus nooit gecompromitteerd worden door outsiders. De keuze tussen een netwerkserver en enkele mobiele schijven is in mijn geval snel over gaan hellen naar het laatste, gewoon uit snelheidsoverweging, want met een lokaal draadloos netwerk leg je de boel ook lam als je 4 giga van computer 1 naar computer 3 doorsjast. Als ik er nog even over nadenk: ze willen duidelijk wireless promoten, al was het maar om GIGA-transporten te belemmeren ten behoeve van de HD-filmindustrie.
Geplaatst door: Koen Vandewalle | 16 februari 2009 om 23:43
(5)
In de logistieke wereld worden alternatieve transportmodi afgewogen op basis van een formule die rekening houdt met kostprijs, tijd, waardedichtheid (kostprijs per volume) (en de snelheid van degradatie indien toepasselijk) (en misschien ben ik nog iets vergeten?). Verzenden via internet kan gezien worden als een alternatief, maar een dergelijke afweging moet dus op veel meer steunen dan enkel de tijd.
Geplaatst door: Tim | 17 februari 2009 om 09:33
(6)
Piet: uploaden en downloaden gaat in de meeste gevallen (http, ftp, e-mail) niet tegelijkertijd. Er zit in die gevallen altijd een server tussen. Via een P2P-netwerk kan het inderdaad, maar lang niet iedereen maakt daar gebruik van.
Tim: uiteraard, en op het eind van het artikel staat er dan ook een link naar een artikel dat de kostprijs vergelijkt van sneakernet en internet. Daaruit blijkt trouwens dat de kostprijs vergelijkbaar is. Ook het feit dat MS en Google speciale logistieke systemen hebben opgezet, wijst daarop.
Geplaatst door: Kris De Decker | 17 februari 2009 om 20:27
(7)
Harddisks hebben de 1TB al overschreden, Western Digital biedt schijven aan van 2TB:
http://www.wdc.com/en/products/products.asp?driveid=576
Geplaatst door: Vincent | 19 februari 2009 om 12:20
(8)
1. Zolang de wet van Moore geld is er geen probleem. De nanotechonologie bied ernorm veel potentieel wat betreft opslag voor geheugen. Veel meer opslag op een kleiner oppervlak aan een marginaal verbruik.
2. In de toekomst verzenden we energie en data draadloos die terecht zullen komen op heel kleine stukjes hardware die gigantisch veel data kunnen opslaan.
En kosten... zolang er innnovatie is op dat vlak dalen de kosten in de loop der tijd.
NB: Lowtech schrijft boeiende artikelen die stemt tot nadenken over de toekomst!
Geplaatst door: Buyck | 19 februari 2009 om 17:01
(9)
Een mooi verhaal. Wat ik nog wel mis is de tijd die nodig is om het op en van een harde schijf te halen. De simpele manier voor een draagbare harde schijf is gebruikvan USB2 (of bestaat 3 al?). Die methode is ook niet snel en die tijd ben je een keer kwijt met het opladen en het erafhalen. Waarschijnlijk is het een stuk vlotter om een gewone harde schijf te nemen en die aan te sluiten op de gewone bus voor harde schijven. Als je dat maar 1 keer doet dan vergt deze actie ook tijd met daarbij de schrijf en leestijd van de harde schijf die ook nog altijd erg beperkt is.
Geplaatst door: Xiwel | 22 februari 2009 om 19:35
(10)
Ik wil hier Piet toch even bijstaan in zijn redenering. Voor het 1-op-1 versturen van een bestand is de P2P inderdaad de meest toegewezen en - volgens mij - op e-mail na ook de meest gebruikte methode.
Peer-to-peer netwerken hoeven niet altijd de filesharing netwerken te zijn. Het eenvoudig versturen van een bestand via uw instand messenger is ook peer-to-peer. E-mail is hier inderdaad een uitzondering op maar wanneer we spreken over het versturen van grote hoeveelheden data gaat echter niemand nog e-mail gebruiken.
Wanneer bestanden geupload worden naar een centrale servers via http, ftp, ... gebeurt dit meestal met het doel dat deze ook door meerdere gebruikers gedownload zullen worden. De gemiddelde benodigde bandbreedte per downloader is dan
(grootte * (1 + n) / n), waarbij n het aantal downloaders is. Uiteindelijk hoe meer downloaders, hoe kleiner het 'verlies' bij het uploaden en dat is nu net hetgeen het internet zo aantrekkelijk maakt.
(PS: interessant artikel alleszins, al was het maar om het "oude" sneakernet als alternatieve technologie nog even naar de voorgrond te plaatsen en naar waarde te schatten.)
Geplaatst door: KoenVH | 05 maart 2009 om 15:52
(11)
Koen: jij en Piet hebben gelijk in de zin dat professionele informatici en mensen die veel van computers afweten, het inderdaad op die manier zullen doen. In dat geval komt het internet er iets beter uit dan in de meeste berekeningen hierboven.
Maar overschat de technische kennis van de meeste mensen niet. Ikzelf bijvoorbeeld, toch iemand die er al anderhalf jaar in slaagt een website draaiende te houden, zou hoegenaamd niet weten hoe ik een bestand naar iemand kan versturen zonder dat eerst naar een server te uploaden. Ik zou er nooit aan denken om het via Instant Messenger te doen - bedankt voor de tip...
Geplaatst door: Kris De Decker | 05 maart 2009 om 17:03
(12)
We zouden ten minste een deel van de servercapaciteit op particuliere computers kunnen zetten. De afvalwarmte kan dan benut worden als verwarming.
Geplaatst door: Gerard | 12 januari 2012 om 07:24
(13)
't Blijft een interessant artikel uit 2009. Maar ondertussen zijn we 2018 en blijkt de populariteit van 'sneakernet' alvast niet toegenomen.
Zo vermeldt het artikel nog "Het zou wel eens kunnen blijken dat het altijd sneller, goedkoper en praktischer zal zijn om films via post te versturen dan via internet – bedrijven als Netflix doen dat al." Best wel ironisch dat net Netflix hét type-voorbeeld is geworden van een succesvolle streamingdienst.
En t.o.v. 2008 zijn er vandaag drie keer minder videotheken. Zie https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/01/10/-kijk-kind--dit-is-nu-een-videotheek-/ voor een grafiek.
Geplaatst door: Mattias | 13 januari 2018 om 12:17
(14)
Een belangrijke factor die nog niet vermeld werd: hoe belangrijk is het dat de gegevens inderdaad aankomen, en in leesbare staat? Op dit punt scoort het internet best: transmissieprotocols kunnen (en doen dat gewoonlijk ook) de kwliteit van de transmissie checken, en evt. datablokken die slecht doorkwamen opnieuw verzenden. Als een pak samenhangende data over vijf harddisks verspreid staat, en eentje "valt van de camion", dan is de hele dataset om zeep wegens niet meer consistent. En die arme postduif kan onderweg slachtoffer worden van een valk of een kat - of stomweg verloren vliegen...
Geplaatst door: Karel Adams | 13 januari 2018 om 19:53